De Passie van Maria Magdalena

Maria vertelt: ‘Ik droomde eens over Jezus’ dood. Er hing een vreemde duisternis over de grote stad. Er was een aardbeving en Jezus had eindelijk mogen sterven, bevrijd van plaaggeesten en martelingen. Ik schrok wakker en vertelde Jezus over deze nare droom. ‘Je dromen weten meer dan jij’, zei Jezus. ‘Ook mijn ziel is vol onrust’, zei hij. En ik begreep wat ons te wachten stond.

We gingen op reis naar Jeruzalem voor Pesach. Het was een mooie tocht langs de oever van de Jordaan. O, wat hield ik van het water. Het suste de onrust in mijn hart.

Jezus was onderweg weer druk met het genezen van zieken. Er waren steeds zóveel mensen bij ons. Jezus verrichtte wonderen en genas de één na de ander. Een groep farizeeërs waarschuwde Jezus: ‘Herodus wil u doden, U moet hier weg.’ Ik hoorde Jezus antwoorden: ‘Zeg maar tegen Herodus dat ik vandaag en morgen geesten uitdrijf en zieken genees en op de derde dag op de plaats van bestemming ben.’ Wat zou de plaats van bestemming zijn? Zou alles volgens een groter plan verlopen? Wist God van de afloop? Wist Jezus dat? We zouden Pesach houden in Jeruzalem. Dat was in ieder geval óns plan..

Jeruzalem doemde voor ons op. Een angstaanjagende stad met hoge, dikke muren. ‘Daar kan geen vrede zijn’, dacht ik. We bezochten het huis van Lazarus en bleven zo buiten de stad. In dit huis waren we veilig. In de stad liepen soldaten in alle straten. Voor ons vrouwen was het er zeer gevaarlijk. Beter konden we in het huis van Lazarus blijven. Ik hoorde mannenstemmen zeggen: ‘Je weet wat de soldaten met vrouwen doen, dat is erger dan de dood.’ Werkelijk een angstaanjagende stad.

In Lazarus’ huis verzamelden we moed. We vermomden ons en volgden Jezus op afstand. We gingen in tweetallen en begaven ons tussen de menigte. Ik was met Lydia, mijn steun en toeverlaat. Wat zou ik zonder haar moeten. We werden naar het huis van de man met de waterkruik geleid en klopten bij hem aan. Van hem hoorden we dat Jezus de tempel had bezocht. Hij was woest geweest en had geldwisselaars de tempel uitgejaagd. O, mijn lieve Jezus.. 

Het gonsde van de geruchten in de stad. De man met de waterkruik wist dat Jezus was gevraagd of de Romeinen aan de keizer belasting mochten betalen. Ik voelde dat dít geen gerucht was. Jezus werd uitgedaagd. Ze hielden hem een munt voor. ‘Van wie is die afbeelding en het opschrift op de munt?’ vroeg Jezus. ‘Van de keizer’, antwoordden ze. ‘Geef aan de keizer wat hem toekomt. En aan God wat God toekomt.’ … Dat is mijn Jezus. Zo ken ik hem. Ik voel door mijn angst heen een gloeiende trots.

Lydia en ik wilden Jezus zien. Godzijdank vonden we hem. Van een afstand bleven we kijken. Er werd een vrouw naar Jezus geduwd. ‘Dit is een overspelige vrouw’ riep iemand. ‘De wet van Mozes schrijft voor dat zij gestenigd moet worden. Wat vindt U?’ Jezus bleef lang stil. Als ik op mijn tenen stond, kon ik hem zien. Alle ogen waren op hem gericht… ‘Wie van u zonder zonde is, gooie de eerste steen.’

Jezus stond op en liep ons voorbij. Hij zei zacht dat hij ons ‘s avonds zou bezoeken. Mijn hart maakte een sprong. Nog één keer zou ik hem zien.’

De Passie van Maria Magdalena

Voor jou

Blijf op de hoogte

Schrijf je in om informatie over (nieuwe) schrijftrainingen te ontvangen. Zo ben je altijd als eerste op de hoogte.

Ik stuur je geen spam. Beloofd!

Getagd op:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *